Rundvlees
Kwalitatieve productie, daar gaat het om in de biosector. Geen snelle opfok, maar duurzame veeteelt. Een diervriendelijke aanpak is dan ook de basis van smaakvolle biologische vleesproducten: dieren die buiten mogen grazen, voldoende ruimte krijgen in de stal, geen preventieve antibiotica krijgen en biologisch voer eten.
Daarnaast is het belangrijk dat de dieren een goede vruchtbaarheid hebben, dat de kalvingen vlot verlopen (geen keizersnedes!), dat ze goed groeien op basis van ruwvoer en uiteraard dat hun vlees kwaliteitsvol is.
Om de druk op het milieu minimaal te houden, stelt de biosector voorop dat het aantal dieren per hectare beperkt moet zijn. Voor jou als consument betekent dat: kies voor minder vlees, maar beter!
Globaal genomen neemt de bioveeteelt in Vlaanderen nog maar een klein aandeel in (1.400 runderen in 2015). Wallonië doet het veel beter met +50.000 runderen (in 2014), vooral omdat er veel meer grond beschikbaar is om de dieren te laten grazen, om zelf voeder op te telen en om de mest af te zetten (zie kadertje met cijfers verder).
Eten we trouwens te veel of te weinig vlees? Journalist Evert Nieuwenhuis vroeg zich af hoeveel vlees je kan eten zonder de wereld geweld aan te doen (in Knack, 16/11/2016). Na enig zoekwerk komt hij tot hoeveelheden tussen 24 gram en 66 gram vlees per dag per persoon. Gemiddeld wordt dat 42 gram per dag, oftewel 300 gram vlees(waren) per week. Welk stukje vlees wil jij dan behouden?
Er valt heel wat te vertellen over de kweek van biologisch rundvlees! In dit artikel vind je info over:
INHOUD
- Robuuste inheemse rassen
- Een biologisch dier eet bio
- Natuurlijk gedrag in de stal stimuleren
- Natuurlijke voortplanting en groei
- Focus op dierenwelzijn
- Gezondheidszorg: inzetten op preventie
- Bio sluit de kringloop
- Naar het slachthuis
- Weinig additieven in verwerkt biovlees
- Onafhankelijke controle in elke schakel
- Waar kun je biovlees kopen?
- Weetjes
- Vergelijking gangbare vs. bioveeteelt
N.B. Lees ook het portret van biorundveehouder Jos De Clercq: "Mijn koeien mogen oud worden"
1. Robuuste inheemse rassen
Bioveeteelt start met de keuze voor inheemse, veerkrachtige rassen die het vermogen bezitten om zich goed aan de lokale omstandigheden aan te passen. Het zijn robuuste dieren die minder kans maken op specifieke ziekten en die zonder hulp op natuurlijke wijze kunnen kalven of werpen.
Veel voorkomende biorassen zijn de Franse Blonde d’Aquitaine en Limousin, het Britse Hereford rund en diverse Vlaamse dubbeldoelrassen (die zowel vlees als melk leveren) zoals Kempens Rood Bont, Wit Rood van Oost-Vlaanderen en Rood van West-Vlaanderen.
In de gangbare veehouderij zie je vaak het dikbilras Belgisch Wit-Blauw, bekend om zijn hoge vleesrendement. Dit ras is echter minder tuk op gras en heeft veel behoefte aan (duur) eiwitrijk krachtvoer, waardoor de dieren al jong op gewicht zijn en geslacht kunnen worden.
2. Een biologisch dier eet bio
In bio staat de voeding in het teken van de gezondheid van het dier, niet in het teken van maximale productie. De dieren worden gevoed met biologisch voer dat aangepast is aan de behoeften van het dier, en en veel minder met krachtvoer.
Een bioveehouder produceert zoveel mogelijk voer zelf en houdt niet meer dieren dan zijn grond aan kan. Zo beperkt hij overbegrazing, vertrappelen van de bodem, bodemerosie en vervuiling door een teveel aan mest.
Grasklaver
Biologische runderen kunnen naar hartenlust grazen op biologische weidegronden waarop geen chemische gewasbescherming (insecticiden, fungiciden, herbiciden) of kunstmest gebruikt worden. Meestal eten ze grasklaver, waardoor hun vlees rijker wordt aan gezonde omega 3-vetzuren. Studies wijzen bovendien uit dat vlees van gras gevoerde dieren tot een derde minder verzadigd vet bevat dan dieren gevoerd met granen.
In Vlaanderen zijn runderen minstens van half mei, vaak al vanaf april, tot half oktober buiten. De meeste biologische runderen grazen hele dagen buiten en komen ook ’s nachts niet binnen. Het afmesten van volwassen biorunderen mag binnen gebeuren - op voorwaarde dat ze niet langer dan één vijfde van hun leven binnen verblijven.
Voorkeur voor ruwvoer
Tenminste 60% van het dagrantsoen van runderen moet de bioboer zelf telen of aankopen bij een ander biologisch landbouwbedrijf uit de regio met wie hij samenwerkt. Het bestaat uit biologisch ruwvoer (grasklaver), verse of gedroogde biologische voedergewassen (bv. luzerne) of biologisch kuilvoer. Dat laatste is voer dat in een kuil bewaard wordt en daar fermenteert; meestal grasklaver en granen met veldbonen of erwten.
Maximaal 40% van het voer bestaat uit biologisch krachtvoer (granen, veldbonen, erwten en zonnebloemen) dat hij mag aankopen bij een veevoederfabrikant. Dit voer is heel rijk aan eiwit en zorgt voor een snelle toename in gewicht en vet tijdens het afmesten. Vlaamse biologische rundveehouders voeren weinig of geen soja of mais - ggo-soja en ggo-mais zijn sowieso verboden. De wet voor bio bepaalt in een positieve lijst welke ingrediënten toegelaten zijn in het voer. Wat niet op deze lijst vermeld staat, is niet toegelaten.
In de gangbare rundveehouderij is de wetgeving niet zo streng. Buiten grazen is niet verplicht en er zijn geen richtlijnen over het gebruik van krachtvoer. Vaak komen stieren van 15 à 20 maand nooit in de wei. Zelfs als kalf komen deze dieren niet echt buiten. De veehouder zelf beslist of een dier meer of minder buiten graast en of hij het dier trager of sneller vetmest.
Verder werkt de gangbare wetgeving met een negatieve lijst: alles wat verboden is in het voeder wordt opgelijst. Daaronder vallen bv. hormonale en antihormonale stoffen. Sinds de BSE-crisis (Bovine Spongiforme Encephalopathie of de gekke koeienziekte) zijn dierlijke eiwitten in principe verboden. Wel toegelaten zijn ggo-soja en ggo-mais, maar dit hoeft niet te worden vermeld op de verpakking van de eindproducten.
3. Natuurlijk gedrag in de stal stimuleren
De wetgeving voor bio zegt duidelijk hoeveel ruimte elke diersoort minimaal in de stal ter beschikking moet hebben. Een jong kalf (>100 kg) heeft recht op minstens 1,5 m2 stalruimte, tot 200 kg is dat 2,5 m2; een volwassen rund van pakweg 700 kg krijgt minimaal 7 m2.
De vuistregel is dat de stal zo wordt ingericht dat het dier zich natuurlijk kan gedragen: runderen moeten dus makkelijk vrij kunnen rondlopen, gaan liggen, eten, zich verzorgen, ... Ze krijgen een schone en droge lig- of rustruimte, met voldoende droog, natuurlijk strooisel op de vloer. Die vloer mag voor maximum de helft bestaan uit latten of roosters.
In de gangbare veehouderij gelden op dit vlak weinig wettelijke regels. Veel veehouders volgen privélastenboeken die focussen op voldoende lucht en eten, een eigen voederplek en strooisel of matten op de grond. Elk kalf moet wel beschikken over een minimale vloeroppervlakte, gaande vanaf 1,5 m2 (<150 kg) tot 1,8 m2 (>220 kg).
Gangbare kalveren gaan niet naar buiten, ze worden samen binnen gehouden, op houten roosters. Vaak worden ze gescheiden van hun moeder vetgemest. Ze krijgen een dieet dat arm aan ijzer is om de lichtroze kleur van het vlees te verzekeren.
4. Natuurlijke voortplanting en groei
Runderen waarvan het vlees of de melk als biologisch verkocht wordt, leven in principe vanaf hun geboorte op een biologisch bedrijf.
De biologische veehouder streeft naar een natuurlijke voortplanting en geboorte van zijn dieren, zonder hormonen of gelijkaardige stoffen. Ook klonen en embryotransplantatie zijn verboden. Kunstmatige inseminatie is wel toegestaan. De gemiddelde draagtijd van een koe is 9 maand, net als bij de mens.
In de bioveeteelt kiest men rassen die natuurlijk kalven. Vlaamse rundveehouders laten hun toekomstige moederdieren eerst rustig groeien: de eerste kalving gebeurt pas als de koe 2,5 à 3 jaar oud is. Een biologische eersteling heeft dus een hogere kostprijs dan een gangbare (waar koeien op jongere leeftijd voor het eerst kalven). Deze kostprijs wordt dan ook over zoveel mogelijk kalvingen gespreid. Goede moederdieren mogen oud worden: koeien van 10 tot 15 jaar zijn niet uitzonderlijk – ze krijgen 7 tot 10 kalvingen (vs. vaak maar 2 à 4 in gangbaar). Bij de Franse runderrassen is een hoog aantal kalvingen per moederdier niet moeilijk omdat de koeien kleine kalfjes krijgen en een evenwichtige hoeveelheid melk geven.
Biokalveren ouder dan een week worden niet afgezonderd in individuele boxen of ministallen, ze mogen mee met de groep. Kalfjes krijgen bij voorkeur moedermelk: de biokalfjes mogen tenminste drie maanden bij de moeder drinken. Daarna eet het kalf mee met de rest van de kudde. In geen geval mag het rantsoen van het kalf bloedarmoede veroorzaken.
In het gangbare circuit is het stimuleren van de voortplanting en het synchroniseren van de bronst (paardrift) bij meerdere dieren wel toegestaan. Ook embryotransplantatie (met behulp van hormonen) en kunstmatige inseminatie is toegelaten.
Het veel voorkomend Belgisch Wit-Blauw ras is zodanig genetisch doorgefokt dat een kalf niet meer op normale wijze het geboortekanaal kan passeren. Een keizersnede – plus een portie antibiotica - is eerder regel dan uitzondering (lees ook verder over keizersnedes). De eerste kalving komt zo snel mogelijk, vaak al op een leeftijd van 24 à 28 maanden. In principe groeien het moederdier en het ongeboren kalf dan tegelijkertijd.
Het kalf hoeft niet bij de moeder te drinken zoals in bio. Vaak worden ze apart (niet bij de moeder) grootgebracht, maar er zijn ook veehouders die het anders doen.
Kalveren werden vroeger vetgemest in een nauwe houten kist (zodat hun spierweefsel onderontwikkeld bleef en het vlees roziger en malser is), maar dat is intussen in heel de EU verboden. Nu gebeurt het vetmesten nog deels in individuele boxen.
5. Focus op dierenwelzijn
Dierenwelzijn is van primordiaal belang bij de biologische veeteelt. Biologische veehouders kiezen voor een diervriendelijke aanpak waarbij het welzijn van de koeien voorop staat. Typisch voor biologische runderen is dat een keizersnede slechts zelden nodig is en dat koeien niet of zelden onthoornd worden.
Geen keizersnede
In de biologische veehouderij kiest men minder voor maximale productie en dus minder voor hoogproductieve rassen. Biovleesrassen zijn slanker en kunnen zonder problemen zelf afkalven, vaak zelfs alleen in de wei. Daarmee vermijdt de biologische veehouder een keizersnede en de bijhorende antibiotica en pijnstilling.
De bioveehouder moét wel kiezen voor een ras dat makkelijk afkalft, want vijf jaar na de start van de biologische veehouderij moet ten minste 90% van zijn koeien natuurlijk afkalven, wil hij zijn certificaat voor bio behouden. Een goede moederkoe wordt met liefde verzorgd en kan wel tien jaar of ouder worden.
In Vlaanderen wordt in de gangbare vleesveehouderij vooral Belgisch Wit-Blauw runderen (BWB) gehouden (in de rest van de EU niet, daar heeft men vooral andere rassen die zelfstandig kunnen kalven). Bij deze runderen gebeurt de kalving voor meer dan 90% via keizersnede. Het BWB-rund is voor vleesproductie zodanig doorgefokt op volume en spiermassa dat een normale geboorte via het geboortekanaal bijna niet meer mogelijk is. Er zijn ook gangbare vleesveehouders met andere rassen, die keizersnedes niet standaard toepassen.
Een keizersnede is een operatie die inwendig tot vergroeiingen leidt, en daardoor kan je een koe maar een beperkt aantal keizersnedes aan. Meestal gaan de koeien al na enkele keizersnedes weg. De moeders leven meestal minder lang: een moederdier dat niet langer voor kalveren zorgt, wordt zelf vetgemest voor de slacht.
Een bio-Limousin-kalf weegt gemiddeld 35 kg, maar een Wit-Blauw kalf weegt snel 75 kg bij de geboorte. Dit hoge gewicht is dan ook erg belastend voor de rug en gewrichten van de moederkoe. Onder druk van de publieke opinie probeert men intussen het Wit-Blauw ras te selecteren op beter afkalven.
Onthoornen afgeraden
Runderen worden doorgaans onthoornd voor de veiligheid van de veehouder en de rest van de kudde. In bio wordt onthoornen afgeraden omdat de hoorns een rol spelen in het metabolisme van de dieren. Bij biologisch-dynamische runderen is onthoornen verboden. (Lees meer over biologisch-dynamisch)
In praktijk zullen biovleesveehouders de runderen niet routinematig onthoornen. Het gebeurt enkel bij stieren die op latere leeftijd worden geslacht (na 18 maand) en veilig samen met andere stieren in de weide moeten kunnen rondlopen. Bij de ingreep moet altijd een dierenarts zijn voor de verdoving. De hoorn (en ook de hoorngroeipunt) bestaan immers uit levend weefsel dat doorbloed en bezenuwd is. Het verwijderen ervan gaat dus gepaard met pijn en stress voor het dier.
In de gangbare sector worden bij kalveren ook de hoorngroeipunten verwijderd. Dit gebeurt tot de leeftijd van 2 maanden via thermische cauterisatie. In bio is dat niet toegelaten.
6. Gezondheidszorg: inzetten op preventie
Een bioveehouder vermijdt in de eerste plaats dat zijn dieren ziek worden door in te zetten op preventieve gezondheidszorg: hij kiest voor sterke rassen, verstrekt biologisch hoogwaardig voer, zorgt voor verplichte buitenloop, stimuleert lichaamsbeweging, voorziet ruime en geschikte stallen, enz. Met andere woorden: slimme praktijken reduceren het gebruik van geneesmiddelen.
Geneesmiddelen preventief toedienen is niet toegestaan in bio. Ook verboden zijn stoffen om de groei of de productie te bevorderen. Vaccinatie is wel toegestaan.
Medische ingrepen zijn alleen toegelaten als de veiligheid (van dier of mens) in het gedrang is of als het gaat om de verbetering van de gezondheid, het welzijn of de hygiëne van dieren. Pijnlijke ingrepen moeten onder verdoving gebeuren, zowel in gangbaar als in bio.
Antibiotica zo veel mogelijk vermijden
Wordt een dier ziek, dan zijn verschillende pistes mogelijk. Zo hebben jonge runderen wel eens last van wormen, maar ze sneller naar een andere weide brengen, kan al soelaas bieden.
Dankzij alle preventieve maatregelen kan het antibioticagebruik sterk beperkt worden. En biologische veehouders zullen bij gezondheidszorgen ook alternatieve pistes bewandelen, zoals fytotherapie of homeopathie. Toch is antibiotica soms nodig, bv. bij luchtwegproblemen, diarree (kalf), een uierontsteking of een verwonding.
Als de boer klassieke geneesmiddelen moet gebruiken, dan dient hij de behandeling in detail te registreren bij zijn controle-organisatie. Zowel in gangbaar als in biologisch geldt immers bij medicatie een wachttijd voordat het vlees van het zieke dier op de markt mag worden gebracht. Bij biologische dierlijke producten is de wachttijd dubbel zo lang als in gangbaar.
In de gangbare rundveehouderij is de rundveehouder alleen verplicht om het geneesmiddelengebruik tijdens de zgn. ‘risicoperiode’ te registreren. Die risicoperiode is voor elk dier anders; voor runderen is dat twee maanden voor de slacht. Voor vleeskalveren moet alle diergeneeskundige antibiotica worden geregistreerd.
Preventieve toediening van antibiotica bij rundvee is mogelijk, maar bij ons weten weinig gebruikelijk. Een verbod op gemedicineerde voeders (i.e. voeder waaraan bv antibiotica is toegevoegd, klaar voor gebruik voor de hele kudde) is er niet echt, maar in de praktijk worden runderen individueel behandeld.
7. Bio sluit de kringloop
Elke biologische veeteler volgt het principe van de grondgebondenheid. Dat betekent dat hij ernaar streeft om voer te produceren op eigen gronden, zijn dieren met dit voer te voeren, en de mest van deze dieren op zijn eigen (of bevriende) biologische gronden te gebruiken met het oog op voederproductie. Op die manier sluit de bioveehouder de kringloop en wordt zogenaamd vervuilende mest opnieuw een waardevolle grondstof.
In de rundveehouderij is het realiseren van de kringloop echter niet eenvoudig. Hoe meer runderen, hoe meer mest, hoe meer grond je nodig hebt om de mest van de dieren af te zetten. Het aantal dieren dat de bioboer mag houden, wordt dus beperkt door de hoeveelheid grond waarover hij beschikt. Omdat grond in Vlaanderen duur is en niet steeds beschikbaar, remt dat het aantal dieren per bedrijf sterk af.
Stikstof als maatstaf
Het aantal dieren dat toegelaten is per hectare hangt af van de hoeveelheid mest en dus stikstof die de dieren produceren. De wetgeving voor bio laat maximaal 170 kg stikstof per hectare toe via de mest. Concreet betekent dit dat een biologische rundveehouder bijna 1 hectare grond nodig heeft om 2 vleeskoeien te houden (of een collega-boer moet deze grond voor hem reserveren).
Geen mestoverschot in bio
Dankzij dit grondgebonden principe vermijdt de biologische veeteelt een te hoge dosis stikstof op het land. Want te veel stikstof op het land vervuilt het grondwater en belast het milieu. De strikte koppeling van dieren aan grond verklaart waarom de biologische veehouderij het mestoverschot (en de bijhorende milieu-impact) niet mee veroorzaakt.
Bij ons weten geldt er geen beperking op het aantal runderen dat een gangbaar bedrijf mag houden. In gangbaar staan de koeien meestal binnen. De grote hoeveelheid mest van de dieren baart echter grote zorgen want ze belasten het milieu. Het is om deze milieulast te verkleinen dat de Vlaamse overheid al jaren aan de slag is met mestactieplannen (MAP).
8. Naar het slachthuis
Als een bedrijf een stabiele veestapel heeft, worden er evenveel dieren geslacht als er kalvingen zijn. In bio zijn er vaak een aantal uitverkoren moederdieren die oud mogen worden. Alle andere dieren worden jong geslacht, net als in de gangbare veeteelt. Welke dieren precies geslacht worden en op welke leeftijd, beslist de veeboer in functie van het evenwicht tussen jonge en oudere dieren in de kudde.
In bio vind je weinig kalfsvlees: een kwestie van weinig vraag. Biologisch kalfsvlees is niet zo lichtroze als het gangbare kalfsvlees, omdat de kalveren mee buiten lopen en een gezonde voeding aangereikt krijgen. Klanten die gangbaar kalfsvlees gewend zijn (dat eigenlijk lichtroze is vanwege een zekere bloedarmoede van de dieren), verwachten net dat lichtroze vlees. Jonger dan 6 maand worden kalfjes in bio niet geslacht.
Er zijn in Vlaanderen nog geen aparte bioslachthuizen; de dieren gaan naar gangbare slachthuizen die voor bio gecertificeerd zijn. De biosector beraadt zich momenteel over de mogelijkheid om toch samen een biologisch slachthuis op te starten, maar dit overleg is nog maar pas opgestart.
Hoe gebeurt de slacht? In het slachthuis worden de runderen in een stal verzameld. Dieren die elkaar niet kennen, staan apart. Naar de slachtlijn gaan de dieren door een smalle gang, waar ze zich niet kunnen omkeren of zichzelf kwetsen. Op het einde van de gang worden de dieren een voor een vastgezet. Ze worden verdoofd met een metalen pin in het hoofd. Vervolgens worden ze aan één van de achterbenen opgetakeld. Via de halsslagader laat men de dieren leegbloeden. Dan worden het vel en de ingewanden verwijderd. Het karkas wordt in twee helften verdeeld en in koelhuizen gekoeld tot 4 °C. Het versnijden gebeurt in versnijderijen en slagerijen.
Het gangbare dikbilras Wit-Blauw wordt vaak geslacht op ongeveer 1,5 jaar. De moederdieren en jonge kalfjes van dit ras lopen nog relatief vaak buiten, maar zo'n drie tot zes maanden voor de slacht worden de dieren permanent op stal gezet. Vervolgens worden ze vetgemest tot zo'n 700 kg, meestal met een rijk dieet van krachtvoer en maïs. Omdat ze weinig beweging krijgen, groeien ze erg snel.
8. Weinig additieven in verwerkt biovlees
Belangrijk om te weten: zuiver vlees mag nooit additieven bevatten - noch in bio, noch in gangbaar! Dat geldt dus ook voor rundvlees (bv. biefstuk) dat meestal vers wordt verkocht.
In de biologische vleesverwerking worden zo weinig mogelijk additieven gebruikt: alleen de toegelaten additieven die in de wetgeving vermeld staan op een 'positieve' lijst komen daarvoor in aanmerking. Er mogen ook geen smaakversterkers, waterbindende stoffen of kunstmatige aroma’s aan bereide vleesproducten worden toegevoegd. Vind je biologische rosbief in de winkel, dan kan je er dus op rekenen dat die lekker puur is en geen of een minimum aan additieven bevat.
Voor biovleeswaren is bijvoorbeeld als additief nitriet toegelaten (kaliumnitraat- E252 of natriumnitriet-E250) als conserveringsmiddel. De toegelaten hoeveelheden zijn in bio ook lager dan in gangbaar (bio: 80 mg/kg, gangbaar: 150 mg/kg).
Bij bewerkte vleesproducten met rundvlees kan je in gangbaar onder meer volgende additieven vinden die in bio niet toegelaten zijn: MSG of natriumglutamaat als smaakversterker (E621) of conserveermiddelen (E202, E211).
9. Onafhankelijke controle in elke schakel
Alle normen die de wet oplegt voor bio worden gecontroleerd door een onafhankelijke controle-organisatie. Als na controle blijkt dat een rundveehouder voldoet aan deze normen, krijgt het bedrijf het biocertificaat waarmee het rundvlees als biologisch op de markt mag worden gebracht. Er volgt minstens jaarlijks een controlebezoek.
Deze controle gebeurt in alle schakels in de keten. Voor rundvlees betekent dit een controle bij de rundveehouder, het slachthuis, het bedrijf dat het vlees verwerkt of verpakt, de distributeur en het verkooppunt.
10. Waar kun je biovlees kopen?
Rundvlees van Vlaamse bodem zal je jammer genoeg niet zo makkelijk vinden in biowinkels of supermarktfilialen. Bij veel Vlaamse biologische rundveehouders kan je wel een vleespakket bestellen en ter plekke afhalen. Hoe komt dat? Het houden, voederen en afmesten van rundvee is een kostelijke zaak, zeker in Vlaanderen waar grond heel duur is. Verkoop via de korte keten geeft veehouders de kans om het aantal tussenschakels te beperken en de verkoopprijs zelf te bepalen.
Er zijn enkele gespecialiseerde biologische slagers in Vlaanderen die een breed aanbod aan biologisch vers vlees en vleeswaren aanbieden. Je vindt ze op www.biomijnnatuur.be/biopunten. Zoek op ‘boer’ en ‘vlees’ en vraag na of het aangeboden vlees van eigen of lokale kweek afkomstig is.
11. Weetjes
- Taalkwesties. Een stier, ook wel bul genoemd, is een mannelijk rund. De koe is een vrouwelijk rund. Een vaars is een jonge koe die voor de eerste maal gekalfd heeft. Een stier wordt meestal veel groter dan een koe. Een gecastreerde stier is een os, die is doorgaans minder agressief.
- Zowel stieren als koeien hebben hoorns - vandaar ook de uitdrukking 'de koe bij de horens vatten' (een lastige taak op de juiste manier aanpakken). Een hoorn heeft groeiringen en telkens wanneer het moederdier kalft, stopt de hoorn even met groeien.
- Op dit moment vind je geen Vlaams biologisch kalfsvlees op de markt. Dat komt omdat biorunderen pas op latere leeftijd worden geslacht, én omdat de consument verwacht dat kalfsvlees blank tot lichtroze is. Maar het vlees van dieren die buitenlopen heeft onherroepelijk een donkerroze kleur vanwege het ijzergehalte in de bodem. Mogelijk verandert dit in de toekomst, als een donkerdere kleur het bewijs wordt van het goeie buitenleven!
- Runderen stoten sinds mensenheugenis methaan uit, een natuurlijk bijproduct dat ontstaat als herkauwers hun voer verteren. Methaan is een broeikasgas, met een werking die 25x sterker is dan koolstofdioxide. Nu de mens een gigantische uitstoot aan broeikasgassen veroorzaakt (verkeer, industrie...), en de opwarming van de aarde ons in gevaar brengt, worden runderen met de vinger gewezen. Ons lijkt het gewoon slimmer om de veestapel te verkleinen! Lees hier meer over het verband tussen runderen en klimaat. (link volgt)
- Nitriet (via E250 en E252) wordt ook in bio toegevoegd aan charcuterie om de ontwikkeling van bacteriën tegen te gaan. Met nitriet kleurt charcuterie meer roze; zonder krijg je (sneller) een bruine tint, zonder dat het vlees echter bedorven is. Nitriet is echter niet noodzakelijk, op voorwaarde dat het vlees van zeer hoge kwaliteit is en de hoeveelheid water in de charcuterie minimaal, en dat de charcuterie op lage temperatuur (onder 4°C) wordt bewaard. Ook de concentratie aan zout en de pH-waarde zouden een rol spelen. In Denemarken biedt de firma Hanegal naar verluidt al dertig jaar biologische charcuterie aan zonder nitrieten. In Wallonië is de toevoeging van nitriet in bio zelfs verboden!
- Alle runderen (zowel gangbaar als biologisch) krijgen na hun geboorte verplicht een oormerk van Sanitel, een beheersysteem voor de identificatie en registratie van dieren. Een (bijkomende) identificatie bij gangbare dieren kan gebeuren via vriesbranden, met een sterk gekoeld ijzer tegen de vacht.
Rundvleesbedrijven in Vlaanderen en België
In Vlaanderen zijn (begin 2017) 29 bedrijven gecertificeerd voor het kweken van biologisch vleesvee (= runderen); 1 bedrijf is in omschakeling naar bio. Een deel van deze bedrijven is gemengd: ze telen ook groenten, fruit of akkerbouwgewassen. Andere bedrijven leggen zich enkel toe op het afmesten van dieren en combineren vleesvee met melkvee of met kippen, schapen of varkens.
In Vlaanderen werden in 2015 zo’n 1.400 runderen biologisch gekweekt. Wallonië staat al verder: daar werden in 2014 meer dan 50.000 biologische runderen gekweekt voor hun vlees. Deze sterkere positie van de Waalse boeren heeft te maken met het zgn. 'extensieve' karakter van de biologische veehouderij: een bioboer hebt namelijk veel land nodig om zijn eigen voederproductie te realiseren, om een voldoende grote uitloop van de dieren mogelijk te maken en om de mest af te zetten. Die hoeveelheid land is in Vlaanderen vaak niet aanwezig of (te) duur. Lees meer over het principe van de grondgebondenheid in bio.
In totaal (=overwegend gangbaar, met slechts enkele % bio) werden in Vlaanderen in 2015 meer dan 1,3 miljoen runderen gehouden, op zo’n 8.250 boerderijen. Zo’n half miljoen volwassen runderen en 360.000 kalveren werden in 2015 geslacht.
12. Vergelijking gangbare rundveeteelt vs. biorundveeteelt
Gangbaar | Biologisch | |
Rassenkeuze | Fok focust op snelle groei en hoge vleesopbrengst. | Robuuste rassen die slanker zijn en vlot kunnen afkalven. |
Voortplanting | Bij het Belgische Wit-Blauw ras: 90% keizersnedes | Rassen kunnen normaal kalven, vaak zonder hulp. |
Stalruimte | Gegevens onbekend | Voldoende ruime stallen met stro. Een jong kalf (>100 kg) krijgt minstens 1,5 m2 stalruimte, tot 200 kg is dat 2,5 m2; een volwassen rund van pakweg 700 kg krijgt minimaal 7 m2. |
Buitenloop | Buiten grazen is niet verplicht; volgens onze info blijven vele dieren hun hele leven in de stal. | Dieren grazen vanaf april tot half oktober buiten op biologische weidegronden. |
Voer | Weinig ruwvoer, eerder eiwitrijk krachtvoer. Ggo-soja en ggo-mais toegelaten en vaak gebruikt. | Minimaal 60% biologisch ruwvoer dat de bioboer zelf teelt of dichtbij aankoopt; maximaal 40% biologisch krachtvoer. Ggo-soja en ggo-mais zijn verboden. |
Verwerking | Lange lijst met toegelaten additieven voor vleeswaren, waaronder kunstmatige smaakversterkers, conserveermiddelen en stabilisatoren. | Slechts beperkte lijst met toegelaten additieven voor vleeswaren. Geen smaakversterkers. Nitriet in kleinere dosis toegelaten dan in gangbaar. |