Waarom zijn ggo's niet toegelaten in bio?
In de biologische landbouw is het gebruik van ggo's (genetisch gemodificeerde organismes) niet toegelaten, omdat ze haaks staan op de internationale biologische principes. Ze bieden geen garantie op een lager gebruik van chemische gewasbescherming (insecticiden, fungiciden, herbiciden) en tasten de autonomie van de boer aan. Ggo’s vormen niet het juiste antwoord op het complexe vraagstuk van een eerlijke wereldvoedselproductie en ze leiden tot een machtsconcentratie bij een handvol chemiebedrijven.
Volgens de biowetgeving is het gebruik van ggo's (genetisch gemodificeerde organismes) niet toegelaten. Ook producten die afgeleid zijn van ggo's (bv. enzymen voor de productie van kaas) mogen niet gebruikt worden.
De biosector hecht veel belang aan het voorzorgsprincipe. Wanneer er twijfels bestaan over de veiligheid van een stof of techniek, zal de biosector die sneller dan de gangbare sector weren. Dat is ook zo bij ggo's. Dat betekent niet dat de biosector zich standaard kant tegen technische oplossingen of wetenschappelijke vooruitgang. De biosector ziet in het geval van ggo’s meer nadelen dan voordelen; ze staan haaks op de internationale biologische principes.
Wat zijn ggo’s en welke worden geteeld?
De afkorting ggo staat voor genetisch gemodificeerd organisme. Ggo’s ontstaan wanneer in het laboratorium bewust genetisch materiaal wordt toegevoegd, verwijderd of gewijzigd bij levende organismen met als doel bepaalde eigenschappen in te voeren of te veranderen.
Wetenschappers streven zo op korte termijn gewenste eigenschappen na, bijvoorbeeld resistentie tegen een bepaalde ziekte of tolerantie ten aanzien van een (of meerdere) chemisch bestrijdingsmiddel(en).
In de landbouw zijn de belangrijkste toepassingen
- ggo’s die resistent zijn tegen insecten (insectresistentie, bv. MON810-mais of Bt-katoen)
- en ggo’s die tolerant zijn tegen één of meerdere bestrijdingsmiddelen (herbicidentolerantie, bv. soja).
- Soms ook een combinatie van beide.
"De biosector engageert zich om geen ggo’s te gebruiken."
In Europa geldt een vermeldingsplicht: zodra het gehalte aan ggo’s in een voedingsproduct meer dan 0,9 % bedraagt, moet de producent de aanwezigheid van ggo’s vermelden op het etiket. Die vermeldingsplicht geldt niet voor producten zoals melk en vlees afkomstig van dieren gevoed met ggo-gewassen.
De biosector engageert zich om geen ggo’s te gebruiken. Uitzonderlijk kan zich een ongewenste besmetting voordoen (bv. als een bioveld naast een gangbaar veld ligt waar ggo-gewassen geteeld worden). Omdat toevallige besmettingen niet 100% te vermijden zijn, voorziet de wetgeving een drempel van maximaal 0,9% ggo's in bio. Boven die drempel mag een voedingsproduct niet als biologisch op de markt gebracht worden; het wordt dan gedecertificeerd.
Dankzij ggo's kunnen we honger toch uit de wereld helpen?
Voorstanders van ggo’s beweren dat ze met deze technologie de voedselproductie kunnen opdrijven en op die manier de honger uit de wereld kunnen helpen. Ze maken daarbij de denkfout dat honger wordt opgelost door meer voedsel te produceren. Nochtans is er vandaag wereldwijd al voedsel genoeg om iedereen te voeden, alleen krijgt niet iedereen de kans om zijn deel te verwerven. Honger is een gevolg van armoede en conflict. Dat is dus een politiek probleem dat politieke oplossingen vraagt!
Waarom zijn ggo's niet gewenst in bio?
Een aantal claims pro ggo's blijken op zijn minst onnauwkeurig te zijn. We zetten hier op een rij waarom wij als biosector geloven dat ggo's niet de oplossing zijn.
1. Keuzevrijheid van burger en boer
Voor de biologische sector is het zeer belangrijk dat Vlaandeen ggo-vrij blijft. Het is, zeker in een klein gebied als Vlaanderen, ondenkbaar dat ggo-teelt en biologische teelt naast elkaar kunnen bestaan zonder ongewenste besmetting - en dus decertificering - van de biologische gewassen.
Alleen de biologische voedingssector kan vandaag claimen geen ggo’s te gebruiken. Voor een deel van de consumenten is precies dat een belangrijk argument om voor bio te kiezen.
Indien ggo’s in Vlaanderen geteeld zouden worden, riskeert ook de bioboer zijn keuzemogelijkheid voor bioteelt kwijt te spelen als een naburige boer zou beslissen ggo’s te telen. De wetgeving voorziet wel in een mogelijke schadevergoeding bij besmetting van meer dan 0,9%, maar het blijft wel een feit dat de productie dan niet meer als biologisch kan verkocht worden.
2. Ggo's staan haaks op een biodiverse landbouw
Ggo-gewassen worden ontwikkeld op maat van de industriële landbouw met zijn monoculturen. Dat betekent dat boeren jaar na jaar hetzelfde gewas op relatief grote schaal en op dezelfde plaats telen.
Die manier van werken put de bodem uit en maakt gewassen vatbaarder voor ziekten en plagen. Om dat op te vangen, maakt de industriële landbouw gebruik van grote hoeveelheden chemische gewasbeschermingsmiddelen zoals insecticiden, fungiciden en herbiciden, die op hun beurt voor nieuwe problemen zorgen. Denk aan verlies aan bodemleven, vervuiling van grondwater, verlies aan biodiversiteit...
In wezen verhult het gebruik van chemische 'gewasbescherming' het echte probleem: een gebrek aan biodiversiteit op en rond de akkers en in de bodem. Zo geraakt het natuurlijke evenwicht van het ecosysteem verstoord en breken plagen en ziektes makkelijker uit.
"Het gebruik van chemische gewasbescherming verhult het echte probleem: een gebrek aan biodiversiteit op en rond de akkers en in de bodem"
De biolandbouw kiest voor een heel andere aanpak. Een bioboer kiest voor gezonde bodems en teeltrotatie met verschillende gewassen: dat houdt de bodem vruchtbaar en beschermt de gewassen tegen plagen en ziektes. In plaats van symptoombestrijding doet de biolandbouw aan preventie.
Agro-ecologische boeren zorgen ook voor bloemenranden en hagen om de biodiversiteit rond de akkers te verhogen. Sommige bioboeren zaaien zelfs verschillende gewassen door elkaar, zoals twee types tarwe, of granen in combinatie met stikstofbindende gewassen.
Tot slot verhoogt de bioboer de biodiversiteit in de bodem door het bodemleven te voeden met trage meststoffen zoals stalmest of compost. Veel biodiversiteit zorgt voor een evenwichtig en veerkrachtig ecosysteem.
3. Ggo’s leiden niet tot minder chemische bestrijdingsmiddelen
Fabrikanten van ggo's beweren dat boeren gerichter (en dus minder) chemische gewasbeschermingsmiddelen moeten gebruiken, omdat ggo-gewassen zelf resistent zijn. Die redenering gaat uiteraard niet op voor herbicidentolerante rassen: die zijn immers gemodificeerd om stand te houden zelfs wanneer ze uitvoerig besproeid worden met herbicide.
Het is niet voor niets dat Monsanto ggo-gewassen op de markt brengt die resistent zijn tegen hun eigen herbicide Roundup met de actieve stof glyfosaat. Hoe meer van deze gewassen Monsanto verkoopt, hoe meer herbiciden ze kunnen verkopen. Een daling van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen past niet in hun groeiscenario.
Bovendien houdt die bewering geen rekening met het feit dat de natuur zich voortdurend aanpast. Het onkruid dat zich rond en tussen het ggo-gewas bevindt en uitvoerig besproeid wordt, wordt gaandeweg resistent tegen het bestrijdingsmiddel. Zo ontstaat superonkruid dat alleen kan bestreden worden door inzet van verschillende herbiciden en gestapelde herbicidetolerante ggo’s. Dit zijn ggo-gewassen die tolerant zijn voor meerdere herbiciden.
In praktijk leidt ggo-teelt op termijn dus tot een hoger gebruik van herbiciden.
In 2012 toonde Charles Benbrook van de Washington State University aan dat glyfosaatresistente gewassen het gebruik van herbiciden met 239 miljoen kilo (11%) verhoogd hebben in de periode van 1996 tot 2011.
Bij de insectresistente ggo-gewassen daalde in diezelfde periode het gebruik van insecticiden met 56 miljoen kilo (28%). Maar ook hier duiken insecten op die bestand zijn tegen het Bt-gif dat het ggo-gewas zelf produceert. Benbrook merkt bovendien op dat deze planten meer van het Bt-gif produceren dan het volume van een insecticide dat de landbouwer nodig zou hebben om de plaag te bestrijden. Het feit dat de planten zelf het Bt-gif produceren, wordt niet in de berekeningen meegenomen.
En ook hier reageert de natuur. Terwijl het ggo-gewas wordt ingezet ter bestrijding van een bepaalde insectenplaag, kunnen na verloop van tijd resistente super-insecten opduiken, die op hun beurt moeten bestreden worden.
4. De vermarkting van ggo’s tast de autonomie van de boer aan
De manier waarop ggo’s vandaag in de markt gezet worden, is weinig correct. De meest geteelde ggo's, zijn ontwikkeld door grote bedrijven als Monsanto of Syngenta.
Aan zo'n ontwikkeling gaat jarenlang onderzoek vooraf. Zoiets kost ettelijke miljarden en dat geld willen deze bedrijven natuurlijk terugverdienen. Dat doen ze door de ggo-gewassen te patenteren. Wie de ggo-zaden wil gebruiken, betaalt daar extra voor.
Deze bedrijven hebben door hun omvang bijzonder veel macht en spelen die macht ook uit. Onder het mom van voedselhulp worden ggo-gewassen vaak opgedrongen aan ontwikkelingslanden. Of de ggo-bedrijven zetten hun product zo agressief in de markt, dat conventionele zaden geen kans meer maken. Daardoor verliezen boeren elke vorm van autonomie en worden ze gedwongen om ggo-gewassen te telen.
Maar deze bedrijven gaan nog verder. Ggo-gewassen verspreiden zich en kunnen dus een niet-ggo-veld besmetten. Soms leidt dat tot rechtzaken: Monsanto spant in de VS zelfs rechtszaken aan tegen boeren die hun conventionele product op de markt brengen met vermelding van ‘niet geproduceerd met ggo’s’. Het is deze buitengewoon agressieve aanpak die veel tegenstanders aanklagen.
5. Ggo-technologie worstelt met onzekerheden
Voorstanders doen je geloven dat wetenschappers de techniek en de resultaten volledig beheersen. Niets is minder waar. Bij het nastreven van een gewenste eigenschap, wordt het genetisch materiaal van een plant of dier gewijzigd. Daarbij zijn ook ongewenste wijzigingen mogelijk. Zo blijven wetenschappers ook vraagtekens plaatsen bij de veiligheid van ggo-gewassen: zijn ze werkelijk veilig voor consumptie zoals wordt beweerd?
6. Ggo’s maken beloftes niet waar
Voorstanders pleiten voor ggo’s als middel om hogere opbrengsten te halen, om de honger uit de wereld te helpen, om ondervoeding op te lossen... In de praktijk maken ggo’s die beloftes niet waar.
Ggo-gewassen werden niet geproduceerd om hogere opbrengsten te halen en doen dat dus ook niet. De Spaanse regio Aragon bracht eind 2015 een rapport uit waaruit bleek dat de opbrengsten van de MON810-maïs niet hoger zijn dan van conventionele maïs.
Ggo’s zouden honger uit de wereld helpen, maar na meer dan 20 jaar ggo-gewassen is de hongerproblematiek niet verdwenen. Niet verwonderlijk, want in de praktijk worden vooral ggo-gewassen geteeld voor veevoer of voor de textielindustrie. Grondstoffen voor het rijke noorden dus, niet voor het hongerige zuiden.
"De opbrengsten van ggo-gewassen liggen niet hoger."
Ggo’s zouden ondervoeding aanpakken. Ook hier geldt dat de meest geteelde ggo-gewassen uiteindelijk ten goede komen aan het noorden. Dat ene voorbeeld van de Gouden Rijst met een hoger gehalte aan vitamine-A maakt de huidige ggo-realiteit niet goed.
Bovendien is deze ggo-rijst een vreemd antwoord op het bestaande probleem van ondervoeding. Kinderen in Zuid-Oost-Azië hebben te kampen hebben met een vitamine A-tekort, omdat ze nauwelijks meer dan rijst eten. Zoals de Wereldgezondheidsorganisatie aanstipt, ligt de oplossing van deze situatie in de toegang tot gevarieerder voedsel, vitaminesupplementen en borstvoeding. Eigenlijk is dit een armoedeprobleem, want ‘toegang tot voedsel’ betekent vaak gewoon ‘geld hebben om voedsel te kopen’.
7. En wat met de nieuwe veredelingstechnieken?
Wetenschap en techniek staan niet stil, zeker niet in de kapitaalkrachtige biotechnologie. Een nieuwe generatie veredelingstechnieken (met klinkende namen als cisgenese, reverse breeding en vele andere) staat klaar, die lobbyisten kost wat kost uit de ggo-wetgeving willen houden, ook al grijpen deze technieken wel degelijk in op het genetische niveau van het levende organisme. Ook het veelbesproken CRISPR is in wezen een ggo-technologie.
Voor de biologische sector is het duidelijk: zodra een technologie ingrijpt op het subcellulaire en genetische niveau wordt een grens overschreden. Om ggo’s echter uit het biologische lastenboek te kunnen weren, dient ook de Europese Commissie een duidelijk standpunt in te nemen door deze nieuwe technieken wel degelijk op te nemen in de ggo-wetgeving, omdat dit de enige manier is om ggo’s te kunnen identificeren. Deze wetgeving vereist immers dat er transparantie moet zijn, en dat een voedingsproduct als ggo geëtiketteerd moet zijn indien er meer dan 0,9% ggo’s in voorkomen.
* * *
Wie meer wil weten over ggo's: Greenpeace schreef eind 2015 een rapport over 20 jaar ggo's en helpt daarin een aantal mythes uit de wereld.