Varkensvlees
Biologische veehouders kiezen voor een diervriendelijke aanpak. Ze erkennen en stimuleren het natuurlijke gedrag van de varkens en houden hun dieren gezond met biologisch voer, frisse buitenlucht, genoeg leefruimte en zo weinig mogelijk medische ingrepen. De boer kiest robuuste varkensrassen, dat helpt ook voor de gezondheid van het varken.
Om de druk op het milieu minimaal te houden, stelt de biosector voorop dat het aantal dieren per hectare beperkt moet zijn. Voor jou als consument betekent dat: kies voor minder vlees, maar beter!
In de biologische sector pleiten we onomwonden voor minder maar beter vlees. Door zowel productie als consumptie te verminderen, pakken we de milieulast per definitie aan. Minder dieren en dus minder mest is een erg milieuvriendelijke aanpak. Bovendien wordt biologisch voer steeds geteeld zonder kunstmest (wat een hoge uitstoot van broeikasgassen veroorzaakt) en zonder chemische gewasbescherming (insecticiden, fungiciden, herbiciden), waardoor de negatieve impact op de biodiversiteit en de waterkwaliteit sterk wordt ingeperkt.
Maar er valt nog veel meer op te steken over varkensteelt. In dit artikel vind je meer info over:
- Robuuste inheemse rassen
- Een biologisch dier eet bio
- Naar buiten! Ruimte voor natuurlijk gedrag
- Natuurlijke voortplanting
- Focus op dierenwelzijn
- Gezondheidszorg: inzetten op preventie
- Bio sluit de kringloop
- Naar het slachthuis
- Weinig additieven in verwerkt biovlees
- Onafhankelijke controle in elke schakel
- Waar kun je biovlees kopen?
- Weetjes
- Vergelijking gangbare vs. bioveeteelt
N.B. Lees ook het portret van bioveeboer Raf Francken: "Ik doe wat ik zeg en ik zeg wat ik doe"
1. Robuuste rassen
In de fokkerij van biologische varkens gaat veel aandacht naar een hoge vruchtbaarheid, goede moedereigenschappen, goede groei en vleeskwaliteit en robuuste poten.
Robuuste en veerkrachtige rassen hebben dus een streepje voor, ook sociale varkens die weinig stressgevoelig en weinig agressief zijn, zijn geliefd. Op die manier kan de varkenshouder spanningen in de groep vermijden en dus ook verwondingen of ingrepen. Typische rassen op biologische varkensbedrijven zijn het Landras, Piétrain, Mangalica, Duroc, York... Vaak kweken boeren zelf met verschillende rassen.
Varkens waarvan het vlees als biologisch verkocht wordt, moeten in principe vanaf hun geboorte op een biobedrijf geleefd hebben.
Vroeger kende de biosector vooral zogenaamde ‘gesloten bedrijven’ waar zeugen biggen werpen, die op hetzelfde bedrijf worden vetgemest. Met de recente omschakelingen van gangbare bedrijven naar bio ontstaan er ook ‘open bedrijven’: ofwel houden ze zeugen die biggen werpen, ofwel mesten ze biggen vet (die dus op een ander bedrijf geboren zijn).
2. Een biologisch dier eet bio
In principe krijgen alle biologische dieren voer dat bestaat uit biologische ingrediënten, eventueel aangevuld met natuurlijke stoffen van niet-agrarische oorsprong. Het is aangepast aan de behoeften en ontwikkeling van het dier.
Een biovarken krijgt dagelijks biologisch ruwvoer (gras of grasklaver, granen, bonen, erwten, luzernehooi, voederbieten, aardappelen,…) , verse of gedroogde biologische voedergewassen of biologisch kuilvoer. Dat laatste is voer dat in een kuil bewaard wordt en daar fermenteert. Meestal is het een mengeling van granen met veldbonen of erwten en mais, dat gevoerd wordt in de winter. Ook krijgt het varken extra krachtvoer, dat is eiwitrijk voer dat een snelle gewichtstoename bevordert en kan bijvoorbeeld bestaan uit mais en soja, al is soja zeker geen constante. Ten minste 20% van het voer moet de varkenshouder zelf telen of aankopen binnen Europa. Varkens worden vaak ook gevoed met biologische reststromen, zoals wei, een restproduct van de kaasmakerij.
Biovoer, wat betekent dat?
Het biovoer is uiteraard geteeld zonder ggo’s, chemische gewasbescherming (insecticiden, fungiciden, herbiciden) en kunstmest. Vanwege een tekort op de markt laat de wet tot eind 2018 toe dat voor maximum 5% gangbaar eiwitrijk voer (geen ggo-gewassen) mag toegevoegd worden, indien het onvoldoende biologisch kan worden aangekocht.
De wet voor bio bepaalt in een positieve lijst welke verdere ingrediënten toegelaten zijn in het voer. Wat niet op deze lijst vermeld staat, is niet toegelaten. Groeibevorderaars en synthetische aminozuren zijn niet toegelaten. Ook stoffen om de groei of de productie te bevorderen (inclusief antibiotica, coccidiostatica en andere kunstmatige groeibevorderende hulpstoffen) en hormonen of soortgelijke stoffen zijn verboden.
En de kleintjes?
Voor biggen geldt een ander rantsoen. Na de geboorte drinken de biologische biggen minstens 40 dagen moedermelk. Vaak worden ze vanaf de vierde week bijgevoerd met biologische melkkorrel. De biggen krijgen vaak ook zuur en vezelrijk kuilvoer, wat een positief effect heeft op de darmgezondheid. De periode dat de biggen gespeend worden (= overstap van moedermelk op vast voer) is immers een moeilijke fase waarin ze makkelijk ziek worden. Na 40 dagen zijn de biggen voldoende in staat om plantaardig voer te verteren.
Gangbare biggen stappen al na 28 dagen over van moedermelk op vast voedsel, onder specifieke voorwaarden kan dat na 21 dagen.
In het voer van gangbare biggen en varkens zijn beduidend meer additieven toegelaten dan in biologisch voer. Alle voer kan worden aangekocht, uit welk werelddeel dan ook.
Gangbare jonge biggen (tot 20 kg) krijgen een behoorlijke dosis soja te eten (tot 20% van het voer). Naarmate de dieren ouder worden, daalt het aandeel soja. Doordat het spenen bij gangbare varkens al vroeger gebeurt, daalt de natuurlijke weerstand van de dieren, wat aanleiding geeft tot een hoger gebruik van geneesmiddelen.
3. Naar buiten! Ruimte voor natuurlijk gedrag
Varkens zijn echte groepsdieren, ze wroeten en snuffelen of knorren voortdurend want ze hebben een goede reukzin en zien eerder slecht. Bio zorgt ervoor dat de dieren zich kunnen gedragen naar hun aard.
Voldoende grote stalruimte
Vertaald naar de stal betekent dit dat die voldoende groot moet zijn en over een lig- en mestruimte moet beschikken, met strooisel om in te wroeten. De dieren lopen er los rond en zitten dus samen in een grote stal. Doordat ze niet elk apart in een hok zitten, kunnen ze op een natuurlijke manier met elkaar omgaan. De dieren kunnen ook zelf naar buiten. De wet voor bio bepaalt precies hoeveel ruimte een varken minimaal ter beschikking krijgt in de stal. Deze ruimte groeit mee met het dier: waar een jong dier (<50 kg) recht heeft op 0,8 m2, krijgt een volwassen biovarken (>110 kg) in de stal minimaal 1,5 m2. De vloer mag voor maximum de helft bestaan uit latten of roosters.
Qua stalruimte beschikt een gangbaar big tot 50 kg over minimaal 0,4 m2, en een gangbaar varken van 110 kg over minimaal 1 m2.
Enkel tijdens de laatste fase van de dracht en tijdens de zoogperiode mogen biozeugen apart worden gehouden in individuele boxen met meer ruimte, nl. 7,5 m2. Sommige varkensbedrijven experimenteren met een ‘kraampark’: een stuk weiland onderverdeeld in kleinere perceeltjes met op elk stuk een hut. De drachtige zeug wordt een week voor het werpen naar zo'n hut gebracht en blijft er met haar biggen tot het spenen. Ook voor de slachtvarkens experimenteren sommige bedrijven met een zeer extensief outdoor systeem waarbij de stal gereduceerd is tot een schuilhok op de weide.
Uitloop
Biovarkens spenderen een groot deel van het jaar in de buitenlucht. Ze krijgen veel tijd om te groeien en dus smakelijk vlees en vet te kweken. De buitenloop geeft deze dieren heel wat afleiding: ze lopen rond, zoeken voedsel en wroeten een beetje. Vooral voor de moederdieren wordt ook gedacht aan een modderbad. Het feit dat de dieren kunnen buitenlopen, brengt meer rust in de groep. De buitenloop kan een grasweide zijn of een omheinde ruimte naast de stal. Ook deze uitloop wordt groter naarmate het dier groeit. Buiten heeft elk volwassen dier (> 110 kg) recht op minimaal 1,2 m2.
De wetgeving voor gangbare varkens stelt alleen eisen voor de ruimte in de stal; een ruimte om buiten te lopen is niet verplicht. Gangbare varkens worden nagenoeg allemaal permanent binnen gehouden. Biggen worden geboren op een vermeerderingsbedrijf en verblijven daar tot de leeftijd van 10 weken. Ze worden vervolgens naar de vetmesterij gebracht waar ze permanent in de stal verblijven en daar worden vetgemest tot een slachtleeftijd van ongeveer 6 maanden. Gangbare varkens lopen dus nooit buiten.
Een uitzondering zijn de zogenaamde scharrelvarkens die wel buiten lopen. In Nederland en in Wallonië bestaan er gecontroleerde en gecertificeerde scharrelvarken-labels; in Vlaanderen volgens ons nog niet. Gangbare scharrelvarkens zijn eerder uitzonderlijk.
Zoveel varkens ...
Begin 2017 zijn in Vlaanderen 16 bedrijven gecertificeerd voor het kweken van biologische varkens; 2 bedrijven zijn momenteel in omschakeling naar bio.
Een groot deel van deze bedrijven is gemengd: ze telen ook groenten, fruit of andere gewassen en combineren dus een plantaardige met een dierlijke productie. Vaak zijn de enkele aanwezige varkens bedoeld als ‘restverwerker’: ze worden gevoed met gewasresten of reststromen van bijvoorbeeld (eigen) melkvee. Slechts 7 bedrijven in Vlaanderen leggen zich specifiek toe op het kweken van biologische varkens.
In Vlaanderen werden in 2015 zo’n 3.500 varkens biologisch gekweekt. In Wallonië waren dat er zo’n 7.700 (in 2014). Deze sterkere positie van de Waalse boeren heeft te maken met het extensieve karakter van de biologische veehouderij: het vergt heel wat land om de mest af te zetten en om de uitloop van de dieren te organiseren. Die hoeveelheid land is in Vlaanderen vaak niet aanwezig of te duur. De mest is bovendien rijk aan fosfaat en minder aan stikstof, waardoor de mestafzet in een samenwerkingsverband niet makkelijk te realiseren is. Lees meer over het principe van de grondgebondenheid.
4. Natuurlijke voortplanting
In bio is de voortplanting gebaseerd op natuurlijke methoden. De veeboer mag de voortplanting van dieren niet stimuleren, of de bronst (paardrift) van de zeugen synchroniseren met hormonen of gelijkaardige stoffen. Kunstmatige voortplanting zoals klonering en embryotransplantatie zijn verboden in bio. Wel toegestaan in bio is kunstmatige inseminatie.
De voortplanting van dieren mag in gangbaar wel gestimuleerd worden. De bronst mag gesynchroniseerd worden met hormonen of gelijkaardige stoffen. Klonering, embryotransplantatie en kunstmatige inseminatie zijn toegelaten. Wij hebben niet uitgezocht of deze technieken bij gangbare varkenshouders effectief gebruikt worden.
5. Focus op dierenwelzijn
Bio scoort hoog op dierenwelzijn
Door de specifieke manier van varkens houden in bio scoort bio hoog op dierenwelzijn, voor zowel gedrag, gezondheid en comfort.
- Gedrag -- Een biovarken heeft de helft meer ruimte in zijn stal en kan naar buiten om te wroeten en te exploreren. Het dier krijgt veel meer afleiding en dat brengt meer rust (minder agressie) in de groep. Dankzij de grotere blootstelling aan daglicht zijn de dieren actiever. Zeugen kunnen een nest bouwen dankzij stro en ruimte. Biologische biggen worden later bij het moederdier weggehaald, wat beter aansluit op hun natuurlijk zorggedrag.
- Gezondheid -- Door het latere spenen van de biggen hebben de varkens een betere weerstand. Het stro in de stal bezorgt hen een betere pootgezondheid. Meer afleiding zorgt voor minder verwondingen aan de huid. Biologische dieren ondergaan minder ingrepen zoals het couperen van staart of het knippen van de hoektanden.
- Comfort -- De dieren hebben meer ligcomfort en meer bewegingsvrijheid. Doordat de dieren naar buiten kunnen, kunnen ze hun lichaamstemperatuur beter regelen en hebben ze minder hittestress.
Gangbare dieren leven in principe hun hele leven in de stal. Dat heeft een invloed op hun gedrag, comfort en welzijn.
Beperkte medische ingrepen
- Medische ingrepen -- Landbouwdieren ondergaan verschillende ingrepen, om uiteenlopende redenen. Pijnlijke ingrepen moeten, zowel in het gangbare als biologische circuit, onder verdoving gebeuren. In de biologische veehouderij worden dat soort ingrepen zo veel mogelijk beperkt.
- Couperen van staart en knippen van tanden -- Varkens zijn echte groepsdieren en vinden het fijn om samen met andere dieren te leven. Maar ze kunnen ook behoorlijk agressief zijn en elkaar in de staart of oren bijten. Vandaar dat praktijken als het couperen van de staart en het knippen van de tanden zijn ontstaan. Door voldoende afleiding te voorzien (zie stal & uitloop), verlaagt het risico op onderlinge agressie. De meeste biologische varkens mogen dan ook hun krulstaart en tanden behouden. Het couperen van staarten en knippen van tanden is slechts in uitzonderlijke gevallen toegelaten.
- Castratie -- Bij het bereiden van vlees afkomstig van mannelijke varkens (beren) kan een karakteristieke geur vrijkomen: de zogenaamde berengeur, die redelijk doordringend en onaangenaam kan zijn. Daarom worden beren soms gecastreerd. Dit is bij biologische dieren toegestaan onder verdoving. In Vlaanderen en Nederland worden echter steeds meer biovarkens gehouden die niet gecastreerd worden. Door een aangepaste huisvesting, een specifieke rassenkeuze en een laag slachtgewicht wordt de kans op berengeur sterk verminderd. Immunocastratie (= castratie door middel van een vaccin) is in bio niet toegestaan. Bij biologisch-dynamische varkens is geen enkele vorm van castratie toegelaten.
Wij vermoeden dat in het gangbare circuit vaker staarten gecoupeerd en tanden geknipt worden. Chirurgische castratie en immunocastratie zijn in gangbaar wel toegestaan (alleen in België zijn immunocastraten relatief courant, in de rest van Europa niet).Wij hebben niet onderzocht in welke mate elk van deze ingrepen in gangbaar wordt toegepast. Wel is bekend dat de Vlaamse varkenshouderij zich heeft geëngageerd om tegen januari 2018 te stoppen met het chirurgisch castreren van biggen.
6. Gezondheidszorg: inzetten op preventie
Een bioveehouder vermijdt in de eerste plaats dat zijn dieren ziek worden door in te zetten op preventieve gezondheidszorg: kwaliteitsvol biologisch voer, ruime huisvesting in groep, de mogelijkheid om te wroeten in strooisel en om buiten te lopen, 40 dagen moedermelk voor biggen, ... Slimme praktijken die het gebruik van geneesmiddelen reduceren!
Het preventieve gebruik van antibiotica is in de biologische varkenshouderij niet toegelaten. Wordt een dier toch ziek, dan kijkt de veehouder in de eerste plaats naar fytotherapie, homeopathie, vitamines en mineralen. In tweede instantie kan de dierenarts een klassiek geneesmiddel aanbevelen.
Elk gebruik van klassieke geneesmiddelen moet de veehouder registreren bij zijn controle-organisatie. Zowel in gangbaar als in biologisch geldt bij medicatie een wachttijd voor het vlees van het zieke dier op de markt mag worden gebracht. Bij biologische dierlijke producten is de wachttijd dubbel zo lang als in gangbaar.
Een biologisch varken mag slechts 1 keer per jaar behandeld worden met een regulier geneesmiddel, anders is het niet langer 'biologisch'.
Het gebruik van klassieke geneesmiddelen ligt hoger bij de gangbare veehouderij. Tot vorig jaar werd het geneesmiddelengebruik in gangbaar niet geregistreerd, maar sinds juli 2016 moet dit wel gebeuren.
Het vrij hoge gebruik van antibiotica in gangbaar baart zorgen. Onder specifieke omstandigheden is de preventieve toediening van antibiotica mogelijk. Het hoge gebruik van antibiotica kan het ontstaan van antibioticaresistente bacteriën in de hand werken, wat een effect kan hebben op de menselijke gezondheidszorg. Daarom spant het AMCRA (Kenniscentrum voor antibioticagebruik en -resistentie bij dieren in België) zich in om dit gebruik te doen dalen.
7. Bio sluit de kringloop
Elke biologische veeteler volgt het principe van de grondgebondenheid. Dat betekent dat hij ernaar streeft om voer te produceren op eigen gronden, zijn dieren met dit voer te voeren, en de mest van deze dieren op zijn eigen (of bevriende) biologische gronden te gebruiken met het oog op voederproductie. Op die manier sluit de bioveehouder de kringloop en wordt zogenaamd vervuilende mest opnieuw een waardevolle grondstof.
In de varkenshouderij is het realiseren van de kringloop echter niet eenvoudig. Hoe meer varkens, hoe meer mest, hoe meer grond je nodig hebt om de mest van de varkens af te zetten. Het aantal dieren dat de bioboer mag houden, wordt dus beperkt door de hoeveelheid grond waarover hij beschikt. Omdat grond in Vlaanderen duur is en niet steeds beschikbaar, remt dat het aantal dieren per bedrijf sterk af.
Stikstof als maatstaf
Het aantal dieren dat toegelaten is per hectare hangt af van de hoeveelheid mest en dus stikstof die de dieren produceren. De wetgeving voor bio laat maximaal 170 kg stikstof per hectare toe. Concreet betekent dit dat een biologische varkenshouder bijna 1 hectare grond nodig heeft om 9 volwassen zeugen te houden (of een collega-boer moet deze grond reserveren).
Geen mestoverschot in bio
Dankzij dit grondgebonden principe, vermijdt de biologische veeteelt een te hoge dosis stikstof op het land. Want te veel stikstof op het land vervuilt het grondwater en belast het milieu. De strikte koppeling van dieren aan grond verklaart waarom de biologische veehouderij het mestoverschot (en de bijhorende milieu-impact) niet mee veroorzaakt.
Bij ons weten geldt er geen beperking op het aantal varkens dat een gangbaar bedrijf mag houden. In praktijk worden varkenshouders eerder gestimuleerd om het aantal te verhogen met het oog op een grotere efficiëntie. De grote hoeveelheid mest van de dieren baart echter grote zorgen want ze belasten het milieu. Het is om deze milieulast te verkleinen dat de Vlaamse overheid al jaren aan de slag is met mestactieplannen (MAP).
8. Naar het slachthuis
Er zijn in Vlaanderen geen aparte biologische slachthuizen; de dieren gaan naar gangbare slachthuizen die voor bio gecertificeerd zijn. De biosector beraadt zich momenteel (2017) over de mogelijkheid om toch samen een biologisch slachthuis op te starten, maar dit overleg is nog maar pas opgestart.
Biovarkens worden doorgaans geslacht op de leeftijd van 6 maanden; daarin verschilt bio niet van gangbaar. Hoe gebeurt dat?
- De controle-organisaties gaan na of de wetgeving voor biologische productie in slachthuizen wordt nageleefd. Zo gaan ze onder meer na of er niet meer biovlees het slachthuis buitengaat dan er binnenkomt.
- De duur van het vervoer van de dieren tot het slachthuis moet zo kort mogelijk zijn. Bij het uitladen van de dieren mogen geen elektrische dwangmiddelen gebruikt worden. Het toedienen van allopathische kalmeringsmiddelen voor of tijdens het vervoer naar het slachthuis is verboden.
- Qua slachtwijze is er geen verschil tussen biologisch en gangbaar, al zal het (extra) controleorgaan voor bio ook nog eens op dierenwelzijn controleren.
- Na de slacht in het slachthuis wordt het karkas van het varken verwerkt. Gespecialiseerde slachthuizen of verwerkende bedrijven en enkele voor bio gecertificeerde slagers zorgen voor verschillende producten van varkensvlees.
9. Weinig additieven in verwerkt biovlees
Varkensvlees wordt erg vaak verwerkt tot charcuterie (ham, salami, gehaktbrood, ...) of voor producten voor de warme maaltijd (gehakt, worst, schnitzels, spek, …).
Ook voor deze verwerkte producten moet de biologische sector aan strengere regels voldoen dan de gangbare sector, en dat is zichtbaar in de ingrediëntenlijst. Sowieso moeten alle ingrediënten, bv. eieren, paneermeel, kruiden afkomstig zijn uit de biologische landbouw (tenzij zeer zeldzame).
Verder worden er zo weinig mogelijk additieven gebruikt: alleen de additieven die in de wetgeving vermeld staan op een 'positieve' lijst komen daarvoor in aanmerking. Smaakversterkers, kleurstoffen of kunstmatige aroma’s zijn verboden. Vind je biologische witlof-hesp-rolletjes of salami op een biopizza in de winkel, dan kan je er op rekenen dat deze producten lekker puur zijn.
Voor biovleeswaren zijn als additieven bijvoorbeeld toegelaten: nitriet (kaliumnitraat- E252 of natriumnitriet-E250) als conserveringsmiddel. De toegelaten hoeveelheden zijn in bio lager dan in gangbaar (bio: 80 mg/kg, gangbaar: 150 mg/kg). In Biogarantie-gelabelde bioproducten is nitriet niet toegestaan.
In gangbaar kan je bij bewerkte vleesproducten met varkensvlees onder meer volgende additieven vinden die in bio niet toegelaten zijn: MSG of natriumglutamaat als smaakversterker (E621), conserveermiddelen (E202, E211),voedingszuur (E326, E325, E262) en kunstmatige aroma’s.
10. Onafhankelijke controle in elke schakel
Alle normen die de wet oplegt voor bio worden gecontroleerd door een onafhankelijke controle-organisatie. Als na controle blijkt dat een varkensveehouder voldoet aan deze normen, krijgt het bedrijf het certificaat waarmee het varkensvlees als biologisch op de markt mag worden gebracht. De veehouder krijgt minstens jaarlijks een controlebezoek.
Deze controle gebeurt in alle schakels van de keten. Voor varkensvlees betekent dit een controle bij de varkensboer, het slachthuis, het bedrijf dat het vlees verwerkt of verpakt, de distributeur en het verkooppunt.
11. Waar kun je biovlees kopen?
Biologisch varkensvlees kan je tegenwoordig in veel biowinkels en gewone supermarkten vinden. Meestal gaat het om klassiekers als worst, gehakt, ham en spek.
Er zijn enkele gespecialiseerde biologische slagers in Vlaanderen die een breed aanbod aan biologisch vers vlees en vleeswaren aanbieden. Je vindt ze op www.biomijnnatuur.be/biopunten. Zoek op ‘vlees’ en vraag eventueel of het aangeboden vlees van eigen of lokale kweek afkomstig is!
12. Weetjes
- Taalkwesties. Een vrouwtjesvarken is een zeug, een mannetjesvarken een beer en een jong varken is een big. Een barg of borg is een gecastreerd mannetjesvarken. Een gelt is een vrouwtjesvarken dat nog niet geworpen heeft. Als biggen geboren worden, heet dat een worp. Een groep biggen is een nest of een toom.
- Varkens waren vroeger restverwerkers op het landbouwbedrijf. Een varken groeit goed op oogstoverschotten, op de wei die overblijft van het kaasmaken, ... Een varken was dus letterlijk een ‘spaarpotje’ die restjes verwerkte tot vlees. Beetje vreemd dus dat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen vandaag expliciet vermeldt dat varkens geen keukenrestjes mogen eten!
- Nitriet (via E250 en E252) wordt ook in bio toegevoegd aan charcuterie om de ontwikkeling van bacteriën tegen te gaan. Met nitriet kleurt charcuterie meer roze; zonder krijg je (sneller) een bruine tint, zonder dat het vlees echter bedorven is. Nitriet is echter niet noodzakelijk, op voorwaarde dat het vlees van zeer hoge kwaliteit is en de hoeveelheid water in de charcuterie minimaal, en dat de charcuterie op lage temperatuur (onder 4°C) wordt bewaard. Ook de concentratie aan zout en de pH-waarde zouden een rol spelen. In Denemarken biedt de firma Hanegal naar verluidt al dertig jaar biologische charcuterie aan zonder nitrieten. In Wallonië is de toevoeging van nitriet in bio zelfs verboden!
- Tegenwoordig worden in Vlaanderen zeer veel gangbare varkens gehouden, voornamelijk voor de export binnen en buiten Europa, zelfs tot in China. Ze worden hun hele leven binnengehouden, hun voer wordt ingevoerd, hun mest wordt (deels) verwerkt en zorgt voor een behoorlijke belasting van het milieu. Toch wordt in het huidige maatschappelijke debat over milieu en klimaat varkensvlees aanzien als een betere keuze dan rundvlees. Deels heeft dat te maken met de hoge productie: de uitstoot van CO2-equivalenten wordt gedeeld door het aantal kilo’s vlees, waardoor een hoge reële impact plots veel kleiner lijkt. In realiteit blijft de impact uiteraard zeer groot.
- Gangbare varkenshouders die vandaag willen omschakelen naar bio moeten een paar stevige hordes over. Ze moeten een uitloop creëren voor hun dieren en de mest afzetten op biologische percelen. Maar vaak beschikken ze niet over de nodige grond. Daar komt bovenop dat varkensmest rijk is aan fosfaat. En onze Vlaamse gronden zijn door het jarenlange overbemesten te rijk aan fosfaat. Terwijl er in de rest van de wereld eerder een tekort aan fosfaat, is er in Vlaanderen maar weinig belangstelling voor biologische varkensmest. Ook dat hindert de varkensboeren in hun omschakeling van gangbaar naar biologisch.
13. Vergelijking gangbaar vs. bio
Gangbaar | Biologisch | |
Rassenkeuze | Focus op snelle groei, groot aantal biggen per worp, hoge vleesopbrengst. | Robuuste, sociale rassen met goede groei en vleeskwaliteit. |
Stalruimte | Een jong dier (<50 kg) krijgt min. 0,4 m2, een volwassen varken (>110 kg) min. 1 m2. | Een jong dier (<50 kg) krijgt min. 0,8 m2, een volwassen biovarken (>110 kg) min. 1,5 m2. De dieren kunnen zelf naar buiten. |
Buitenloop | Buitenloop is niet verplicht; de wetgeving stelt alleen eisen voor de stal. Gangbare varkens blijven nagenoeg allemaal permanent binnen. | De varkens kunnen steeds naar buiten - op een grasweide of een omheinde ruimte naast de stal. Buiten heeft elk volwassen dier (> 110 kg) recht op minimaal 1,2 m2. |
Voer | Voer kan overal worden aangekocht, uit welk werelddeel dan ook. Groter aandeel krachtvoer dan in bio. In het voer zijn meer additieven toegelaten. | Biologisch voer, dus geteeld zonder ggo’s, chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest. Minimaal 20% van het voer moet de boer zelf telen of aankopen in Europa. Stimulansen om krachtvoer te beperken en ruwvoer te verhogen. Slechts beperkte lijst additieven toegelaten. |
Biggenvoer | Moedermelk tot 28 dagen (soms 21 dagen), dan vast voer. Veel soja voor biggen tot 20 kg (tot 20% van het voer). | Minstens 40 dagen moedermelk, daarna vast voer. Gaandeweg bijgevoerd met biologische melkkorrel en zuur en vezelrijk kuilvoer. |
Voortplanting | Klonering, embryotransplantatie en kunstmatige inseminatie zijn toegelaten. De voortplanting van dieren mag gestimuleerd worden. De bronst mag gesynchroniseerd worden met hormonen of gelijkaardige stoffen. | Natuurlijke voortplanting. Kunstmatige voortplanting zoals klonering en embryotransplantatie zijn verboden. Wel toegestaan is kunstmatige inseminatie. De bronst mag niet gestimuleerd of gesynchroniseerd worden met hormonen of gelijkaardige stoffen. |
Verwerking | Lange lijst additieven in vleeswaren toegelaten, waaronder kunstmatige smaakversterkers, conserveermiddelen en stabilisatoren. | Slechts beperkte lijst additieven in vleeswaren toegelaten. Geen smaakversterkers, kleurstoffen of kunstmatige aroma’s. Nitriet is in kleinere dosis toegelaten dan in gangbaar. |