Verwijzen de termen ‘organisch’, ‘bio-industrie’, ‘biologische bestrijding’, ‘biologisch afbreekbaar’ naar bio?
Onze taal kent heel wat woorden of woordgroepen met ‘bio’ of ‘biologisch’. Toch verwijzen ze niet per definitie naar de biologische landbouw. Tegelijk wordt het woord ‘organisch’ vaak foutief gebruikt in plaats van ‘biologisch’. We maken je wegwijs in deze wirwar.
Sinds de Europese wetgeving vastlegt wat biologische landbouw inhoudt, is de term ‘biologische landbouw’ een beschermd begrip. Een verwijzing naar de biologische landbouw op een voedingsproduct mag slechts onder strikte voorwaarden.
Voor alle Europese talen is vastgelegd welke verwoording beschermd is:
- NL: ‘biologisch’
- FR: ‘biologique’
- ENG: ‘organic’
- ES: ‘ecológico’, ‘biológico’
- enz.
Ook de afleidingen ‘bio’ en ‘eco’ zijn in de hele Europese Unie beschermd en gedefinieerd wanneer ze verwijzen naar een voedingsproduct.
De verwarring ontward
Organisch
‘Organische landbouw’ of ‘organische groenten’ lees je vaak wanneer journalisten Engelstalige bronnen raadplegen en de term niet correct vertalen. Uit de context kan je vaak opmerken dat ze eigenlijk ‘biologisch’ bedoelen.
Bio-industrie
'Bio-industrie’ is een bijzonder verwarrende term omdat ‘bio’ hier helemaal niet naar de biologische landbouw verwijst. Met ‘bio-industrie’ wordt de intensieve vee-industrie bedoeld die met de hoogst mogelijke efficiëntie dierlijke producten produceert (i.e. met zo min mogelijk tijd en geld zo veel mogelijk produceren). En dus nooit ‘biologisch’ kan zijn. De biologische veehouderij is daarentegen extensief (i.e. waarbij met geringe mate wordt ingegrepen in de natuur) en grondgebonden.
Lees meer over biokippen, biovarkens en biorunderen.
Pluimveeteelt: bio-industrie vs. biologische teelt
Biologische bestrijding
‘Biologische bestrijding’ is een begrip dat verwijst naar een specifieke praktijk, namelijk het bestrijden van schadelijke organismen in de land- en tuinbouw door een natuurlijke vijand van het schadelijke organisme in te zetten. Zo kan een fruitteler lieveheersbeestjes uitzetten om luizen op te eten. Of roofmijten om de rode spint te overwinnen. Het is een praktijk die in de biologische landbouw volop ingezet wordt omdat hiermee meer agressieve gewasbeschermingsmiddelen kunnen vermeden worden. Maar ook niet-biologische telers gebruiken deze techniek. Het is dus niet omdat een teler met biologische bestrijding werkt, dat hij biologisch gecertificeerd is!
Biologisch afbreekbaar
‘Biologisch afbreekbaar’ is een term die wordt gebruikt bij het beoordelen en benoemen van materialen als plastic en verpakking. Om die term te mogen gebruiken, moet 50% van het gehalte aan droge stof van het materiaal bestaan uit organisch materiaal. Er geldt ook een beperking van zware metalen en andere gevaarlijke stoffen. Het materiaal wordt vervolgens getest op afbreekbaarheid door micro-organismen.
Voor gewasbeschermingsmiddelen die gebruikt worden in de landbouw spreekt men meestal niet over 'biologisch afbreekbaar', wel over 'afbreekbaarheid' tout court. Die afbreekbaarheid is een belangrijk criterium, want het geeft aan of het pesticide na gebruik nog lang in de bodem of het water aanwezig blijft. Meestal wordt dit uitgedrukt in het aantal dagen dat de helft van de toegediende dosis afgebroken wordt (= halveringstijd). Er zijn echter twee belangrijke kanttekeningen bij te plaatsen:
- de matrix (bodem of water of labo-omstandigheden) waarbij deze halveringstijd bepaald wordt, levert verschillende resultaten op. Het is dus belangrijk om bij vergelijkingen dezelfde matrix te gebruiken. Meestal is de afbreekbaarheid in 'field'-omstandigheden veel kleiner dan in 'labo'-omstandigheden;
- de afbraakproducten van een pesticide zijn soms onschadelijk, maar soms ook even schadelijk. In het laatste geval is de afbreekbaarheid dus geen goede indicator om de impact van het pesticide op het milieu te bepalen. Bekend voorbeeld: AMPA, één van de afbraakproducten van glyfosaat, is even schadelijk als glyfosaat zelf.
(bron Velt).
Biopesticiden
Met de term 'biopesticiden' wordt verwezen naar alle middelen die binnen of buiten de landbouw gebruikt worden om ongewenste organismes te bestrijden waarvan het werkzame bestanddeel een natuurlijke stof is. Dit in tegenstelling tot middelen waarvan de werkzame stof een chemisch-synthetische stof is.
Onder de biopesticiden bestaan vele soorten:
- op basis van plantenextracten, waarbij de natuurlijke stof heel puur of verregaand bewerkt kan zijn. Voorbeelden zijn plantaardige oliën, pyrethrinen, ...
- op basis van micro-organismen zoals bacteriën, schimmels, virussen. Een voorbeeld is Bacillus thuringensis dat overigens zeer vaak wordt ingebouwd in ggo-gewassen
- op basis van feromonen: dat zijn stoffen die planten en dieren uitscheiden en waarmee ze het gedrag van de andere individuen van dezelfde soort beïnvloeden. Via feromonen kan men het aantal insecten meten, insecten vangen of hun voorplanting verhinderen.
De biologische landbouw streeft ernaar om zo weinig mogelijk gewasbescherming te gebruiken, en dan alleen als laatste redmiddel. Als er dan toch middelen nodig zijn, dan zijn enkel middelen toegestaan met een natuurlijke actieve stof.
Het is ook weer niet zo dat alle gewasbescherming gebaseerd op een natuurlijke stof, toegelaten zijn in de biologische landbouw. Enkel die middelen die expliciet in de wetgeving voor bio staan opgelijst, zijn toegelaten. De term biopesticiden verwijst dus niet noodzakelijk naar biologische landbouw.
Lees meer: Hoe gaat een bioboer om met gewasbescherming?
Biobased Economy
Het begrip 'Biobased Economy' verwijst naar een economie die draait op organisch materiaal (van plantaardige of dierlijke herkomst) voor toepassingen die niet met voedsel te maken hebben. Denk aan biologisch afbreekbare zakjes gemaakt van aardappelzetmeel, of aan biodiesel, een brandstof gemaakt van plantaardige olie of dierlijk vet. Het voorvoegsel ‘bio-‘ betekent hier dus niet dat de grondstoffen uit de biologische landbouw afkomstig zijn, maar verwijst naar hun plantaardige of dierlijke herkomst.